In 1983 gingen Ubu en ik op vakantie, tent mee, bestemming: Wilz in Luxemburg. We gingen daar naar de plaatselijke camping, omdat Ubu die nog kende van eerdere vakantie fietstochtjes met zijn ouders en broer. Stuk met de trein met een goedkoop kaartje, naar een willekeurige plaats in België in de buurt van de grens met Luxemburg – dat werd Bastogne – en vandaar was het nog een stukje liften. We hadden een fijne, wat landerige vakantie. Veel kletsen in & voor de tent, elke dag een uurtje zwemmen in het op het campingterrein gelegen zwembad. Muziek luisteren op de meegebrachte cassetterecorder, waarvan de batterijen steeds luier werden. Simpele maaltijdjes op een één-pitter, hier ontstond het gerecht Ravioli met zand. ‘s Avonds een potje flipperen in de camping-bar, af en toe een wandelingetje het dorp in en bij thuiskomst bier drinken in de tent.
Onze tent lag vrij aan het begin van de camping en we konden zo prima al onze medekampeerders observeren. Al snel kwamen die als personages in een duo-roman tot leven. Er waren wat vreemde snoeshanen bij. Of dat werden ze, in onze verbeelding.
Het was, zoals gemeld, begin jaren 80 en geld hadden we in het geheel niet. Ik geloof niet dat ik ooit in mijn leven minder te spenderen had dan toen. Arm mag je het niet noemen, maar afgezet naar latere maatstaven was het wel schraal. In het licht-anarchistische krakersmilieu, waarin Ubu in die jaren verkeerde (Sint Annastraat 132 nog denk ik), was het een gewoonte om vakantiepotjes wat te spekken door een reisverzekering af te sluiten – en die vervolgens op te lichten. Een eitje, luidde de algemene mening. Vooraf had Ubu zo’n verzekering afgesloten en we waren vast van plan daar gebruik van te maken. Hoe, dat zouden we nog wel zien. Naarmate de vakantie vorderde bleef, ook al hadden we het er vaak over, een helder plan uit. Uiteindelijk besloten we, vanuit de overtuiging dat we de misdaad niet te dichtbij huis moesten plegen, een treinreis naar Luxemburg-stad te maken. Na flink wat gezenuw over en weer lieten we ons niet kennen. We stapten een politiebureau binnen, alwaar we hakkelend ons verhaal deden… Tas weg… Fototoestel (hadden we op de camping gelaten) dus verdwenen… De mannen keken ons eens fronsend aan en nadat we in een kamertje waren gezet, waar een kwartier later iemand kwam om een verklaring op te nemen, hadden wij elkaar ervan overtuigd dat ze ons geheel door hadden. Het duurde allemaal te lang (wisten wij veel) en het was te vaag.
De treinreis terug was zwijgend en ongemakkelijk. We voelden gewoon dat het fout zat. Terug op de camping zaten we met een biertje in de hand uit te puffen van de reis toen plots drie forse agenten het campingterrein opbeenden. De adem stokte in onze kelen. Dat was het dan… Maar toen gebeurde het ongelofelijke: ze liepen een paar meter voorbij onze tent en arresteerden onze buurman!
Nooit meer zoiets geprobeerd, na deze goddelijke interventie. Nota bene, na alle doorstane ellende liet Ubu, die de taak had om het verzekeringsbedrag te innen, het er geheel bij zitten. Laks waren we ook wel wat in die jaren. De verzekeringssom werd nooit geïnd.
mooi verhaal!
Wat is er met die gearresteerde buurman gebeurd? Is die nog gemarteld op het politiebureau ofzo?
zowel van de politieagentjes als de buurman hebben we niets meer vernomen …
verjaard zoiets? of ligt het geld nog ergens te wachten…
Wat een stelletje nep-oplichters zijn jullie toch ook 🙂
Zo zie je maar weer, misdaad loont wel, als je het geld tenminste ophaalt.
Maar het is wel slecht voor je gemoedsrust.
Mooi moralistisch verhaal voor onze kinderen…