Een gnoe en folianten

Ubu ging rond 1987 weer studeren. Na een jaar Vrije Hogeschool (’80-’81) en een paar maandjes De Kopse Hof (’81) ging hij doen wat (zeker achteraf) een logische keus was: Nederlands en na de propedeuse Algemene Literatuurwetenschappen. Over die studietijd weet ik niet erg veel, het was een parallelle wereld waar Ubu in onderdook. Af en toe doken er personages uit op die wel eens bij hem thuis kwamen: Teun, Martin en vooral, toen ze wat met elkaar kregen: Irmgard. Wat Ubu precies deed, daar op de universiteit, was vaag voor mij.

Scriptie
Tot het moment dat zijn afstuderen steeds dichterbij kwam en Ubu als onderwerp voor zijn scriptie Adolf Wölfli koos. Teun schreef eerder al over de eerste lezing over Wölfli in Perdu. Uit het themanummer van Raster over ‘gestoorde teksten’ (zie hier) hadden we allebei Wölfli opgepikt als de meest bijzondere van de daarin opgesomde personages. Wölfli was vooral bekend om zijn tekeningen en niet zozeer om zijn teksten. Maar juist daar stortte Ubu zich vol overgave op.
Hij correspondeerde met de Bernse conservator Elka Spoerri, die als een moederkloek het werk van Wölfli beheerde. In het KunstMuseum Bern, dat het gros van Wölfli’s werk in bezit heeft, is veel te zien, maar nog veel meer niet. Zijn oeuvre is zo groot dat het meeste in kelders ligt. Ook omdat het (letterlijk) het daglicht niet kan verdragen.

Bern
Ergens in 1991 ontstond het plan om naar Bern te gaan. Annemai reed in de Opel Kadet van mijn moeder, Ubu en ik waren de bijrijders. Zo kwamen we voor het eerst op camping Eichholz. Een plek die Ubu later, samen met Helma, nog vaak zou bezoeken.
De eerste ochtend na onze aankomst was het lekker weer en gingen we een eind wandelen. We volgden de Aare, het snel stromende riviertje dat voor de camping langs liep, stroomopwaarts (1). Na een uurtje zagen we plots midden in het riviertje een zwemmer, op zijn rug liggend en schijnbaar zonder enige inspanning, met een behoorlijke vaart richting camping drijven (2). Dat zag er zo heerlijk uit, dat ik het meteen ook wilde doen. Annemai en Ubu hoefden niet zo nodig en de afspraak was snel gemaakt. Ik zou drijvend teruggaan, en zij zouden mijn schoenen, sokken en t-shirt mee terug nemen.

Dählhölzli
Ik plonsde het water in en het was helemaal zo heerlijk als ik me voorgesteld had. We hadden ongeveer een uur gelopen, maar al na een minuut of tien doemde in de verte de camping op. Ik bewoog in de richting van de linkeroever en wilde gaan staan (3). Om meteen weer onderuit te gaan in het snelstromende water, dat mijn benen onder me uit sloeg. Na een paar flinke smakken te hebben gemaakt – en met inmiddels bebloede scheenbenen – wist ik niets anders te doen dan maar weer het water in te gaan. Ik was inmiddels uitgeput en in paniek. Ik geloof niet dat ik ooit dichter bij de dood was dan toen. Net op het moment dat het uitzichtloos begon te worden en ik al half kopje onder aan het gaan was, zag ik een handgreep aan de rechteroever waar ik langs scheerde. Met een laatste krachtsinspanning greep ik die en ik was gered.
Maar nog niet helemaal. Ik zat dus aan de verkeerde oever en bevond me in Tierpark Dählhölzli (4). Om helemaal precies te zijn in de verblijfplaats van een gnoe. Die gelukkig een heel eind verderop stond te grazen. Toen Ubu en Annemai na drie kwartier aan kwamen wandelen, begrepen ze niet wat ik daar deed. Met handgebaren kon ik duidelijk maken dat ze moesten gaan zoeken naar een manier om de rivier over te steken. Uiteindelijk bleek op vrij korte afstand een bruggetje te zijn en kon ik hinkend terug naar de camping.

Spoerri’s domein
Tijdens de rest van de vakantie maakten we nog een paar keer zo’n zwemtochtje – nadat we gezien hadden hoe je wél het water uit kon komen. Gewoon iets verder laten glijden tot voorbij de camping en daar in rustig water ‘bij de eendjes eruit’ (5). Dat bleef nog lang een gevleugelde uitdrukking.

Elka Spoerri ontving ons een dag later in haar domein. En haalde voor ons uit de kelder een aantal grote ‘folianten’ van Wölfli. Grote vellen die helemaal tot de rand vol getekend en geschreven stonden. Ze vertelde er op een vrij droge manier over; zeker vergeleken met de manier waarop Ubu dat later zelf tijdens zijn lezingen deed. Merkwaardige dame, die Elka Spoerri. Ubu kon het wel aardig met haar vinden geloof ik. Maar veel beter met Daniel Baumann, die later Spoerri opvolgde.
Ubu werkte een jaar lang als een bezetene aan zijn scriptie, die onder algemene lof eind 1992 gepresenteerd werd. Iedereen was zo trots als een pauw.

This entry was posted in home. Bookmark the permalink.

Leave a Reply