In de nacht van woensdag 26 februari 1986 zaten Ubu en ik in de huiskamer van de Westland (de kamer die een paar jaar later zijn kamer zou worden) op de bank met sjaals en (Unoxloze) ijsmutsen klaar om getuige te zijn van de veertiende Elfstedentocht.
Zo naar schaatsen kijken, dat deden we al een paar jaar. In sommige tochtende kraakpandkamertjes was dat overigens geen overbodige luxe. Zo zagen we in de jaren tachtig vele EK’s en WK’s. Behalve die kledij waren we beiden gewapend met een stapel A4-tjes en een pen. Ubu noteerde de tussentijden, ik de rondetijden. Op die manier hadden we samen een perfect inzicht in de actuele rit en zagen vaak veel eerder dan de dienstdoende commentator (te vaak de vreselijke Heinze Bakker) dat een rijder bezig was aan een glorieuze opmars – of juist aan een fatale ineenstorting bezig was. Het was een grandioos tijdverdrijf en voor ons de ideale manier om zo’n toernooi te volgen. Het idee om eens live te gaan kijken werd al vooraf afgewezen bij de gedachte aan de hossende menigte – waartussen het lastig schrijven zou zijn.
Ach en zoals inmiddels bekend hielden we wel van goede tradities. Dat was bij de Elfstedentocht natuurlijk lastiger, die werd namelijk pas voor de derde keer in ons leven verreden. Die van het jaar ervoor hadden we niet samen gezien, ik woonde nog in Enschede. Dit zou dus onze eerste worden. Jan-Dirk sloot zich bij ons aan, een heimelijke sportliefhebber, die we een mooi kijkalibi boden. We hadden het naar onze zin tot het moment dat bij het ochtendgloren uit de kroeg een huisgenoot opdook: Bert.
Deze Bert was er nog niet zo lang daarvoor komen wonen. Hij was voor zover we wisten een lieve, beetje hippie-achtige vent, boomlang maar met een zachtmoedige stem. Wat we nog niet wisten was dat hij een kwade dronk had. Hij ging zitten om niet meer weg te gaan. En begon vervolgens een uren durende tirade tegen alles wat met de Elfstedentocht te maken had, folklore, volksvermaak, koningshuis, sport, prestatie … noem maar op. Een alternatieve kijkplek was er niet en dus zwegen we ons door de zure appel heen.
Een tijd daarna bleken de problemen bij Bert nog wat dieper te liggen. Hij was blijkbaar wat bipolair gestoord: hij raakte in een pychose/manie, maakte (wederom) midden in de nacht amok en was lichamelijk maar vooral geestelijk zo agressief dat ik een dag later spierpijn had van de spanning die dat opleverde. Niet zo heel lang erna werd hij met zachte hand uit het huis verdreven en verdween hij voorgoed uit ons leven.
Aan de Elfstedentocht van 1997 heb ik geen herinnering, ik geloof niet dat we die samen gekeken hebben. Ook met schema’s kijken naar toernooien deden we steeds minder. De noodzaak van die lijstjes was verdwenen. De speciale inzichten die ze verschaften kregen we nu van de commentatoren en de statistieken die tussen de ritten door getoond werden.