Ubu studeerde af op de Zwitserse schrijver, dichter, tekenaar en componist Adolf Wölfli. Wölfli bracht de tweede helft van zijn leven door in een cel in een psychiatrische inrichting bij Bern – de ‘Irrenanstalt Waldau’. Daar werkte hij tot aan zijn dood in 1930 aan een metershoge stapel kunst. Fantastisch werk. Ubu was er een groot bewonderaar van. Bovendien was hij – op de hem kenmerkende begripvolle en nieuwsgierige wijze – zeer begaan met de persoon Adolf Wölfli.
Tournee
Na zijn afstuderen begon Ubu met een soort tournee, die jaren zou duren. Met tussenpozen van een half tot drie jaar gaf hij Wölfli-lezingen op literaire avonden, in musea, psychiatrische instellingen en scholen. Ik ging altijd met hem mee. Als de stem van Wölfli.
We waren dat zo gewend. Op de universiteit hielden we altijd samen referaten, waarbij de een het lopende verhaal vertelde en de ander citeerde. We waren een duo. Toen Ubu voor het eerst werd uitgenodigd om over Wölfli te vertellen, was het vrij logisch dat hij mij erbij vroeg. De enige vijftien seconden die van zo’n optreden op film bewaard zijn gebleven zie je hier: Ubu.
Ik mat me voor deze gelegenheden een speciaal dialect aan. Het was het taaltje dat ik me herinnerde van de vakanties uit mijn jeugd, in Vorarlberg, Oostenrijk. Vlakbij Zwitserland. We meenden ook allebei, dat het behoorlijk Zwitsers klonk (luister naar een voorbeeld: Teun ). Pas jaren later hielp een zeer geamuseerde Zwitser, die een lezing bijwoonde op de Rietveld Academie, ons uit de droom.
19 februari 1993
Maar ik wil vertellen over de eerste keer. Ubu kreeg de uitnodiging om te spreken op een avond van de literaire stichting Perdu, op 19 februari 1993. Een belangrijk moment voor hem. Het begin van een nieuwe fase. Een soort werk!
Maar Amsterdam… Daar schrokken we wel even van. Wij waren een van de drie acts. Zou ons verhaal niet schril afsteken tegen het hoofdstedelijke geweld dat daar ongetwijfeld zou losbarsten, op dat podium?
We oefenden heel goed.
En onze vrees was totaal ongegrond; de andere acts staken eigenlijk een beetje bleekjes af bij ons optreden. Ubu stond daar heerlijk rustig en zachtmoedig zijn verhaal te vertellen. De diaprojector werkte als een zonnetje. En ik – verstopt in een donker hoekje naast het podium, met een hoofdlampje op om de citaten te kunnen lezen – kwam er steeds op de juiste momenten in, met mijn meedogenloos Vorarlbergs. Het sloeg aan! Applaus!
Ubu’s moeder
We waren helemaal klaar om ons trots in de naborrel te begeven, toen Ubu naar het rommelige kantoortje achter de zaal werd geroepen: telefoon. Droevig nieuws. Ubu’s moeder was die avond overleden.
Ze was al lang erg ziek. En dat ze niet lang meer zou leven, was ook duidelijk. Maar het was een moment waarin zoveel samen kwam, dat ik het nog altijd scherp voor me zie. Ubu’s blik en stem. Verbaasd: juist nu? De blijdschap over het optreden, die nog op zijn gezicht stond – en die heel snel veranderde in berusting.
Mist
Ubu stapte bij Hester – een vriendin die als toeschouwer in de zaal zat – in de auto en vertrok naar Brabant, naar zijn ouderlijk huis. Ikzelf reed met Alfred en Annemai in hun auto – een eend meen ik me te herinneren – naar Nijmegen. Dat ging overigens stapvoets. We reden door de dichtste mist die ik ooit heb meegemaakt. Je kon maar net de vangrails zien. Het was het mistige einde van een van de meest gedenkwaardige avonden uit mijn leven – en zonder twijfel ook uit dat van Ubu. Vandaag negentien jaar geleden.
Teun
PS: Een volledig uitgeschreven scenario vind je hier: Lezing.
PPS: Zie hier het programma Perdu voor februari 1993. De vormgever van dienst was destijds Alfreds broer Steven.